In de vier evangeliën lees je dat Jezus op een ezel de stad Jeruzalem inreed en dat mensen hun mantels voor hem uitspreidden als een rode loper. Ze zwaaiden met palmtakken en bejubelden hem met de woorden: Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer.
Je vindt het verhaal terug in Matteüs 21,1-11, Marcus 11,1-11, Lucas 19,28-40 en Johannes 12,12-19.
Palmzondag in de liturgie
De liturgie van Palmzondag is sterk symbolisch geladen en gericht op herbeleving. Aan het begin van de viering worden palmtakken gewijd, waarbij het verhaal van de intocht wordt voorgelezen .
De uitbundige start van de viering staat in contrast met het vervolg van de viering. De andere lezingen blikken vooruit op Jezus’ kruisdood en begrafenis. Niemand ging ooit zo snel van hero to zero als Jezus in Jeruzalem. Palmzondag is dé viering waarin de ware aard van zijn koningschap tot uiting komt: deze koning is een dienaar, de grootste die zich tot de kleinste maakt. Mensen begrijpen het niet. Ze laten zich opruien en Jezus ter dood veroordelen als een misdadiger.
Die omkering komt ook bijzonder tot uitdrukking in de lezing uit de Brief van Paulus aan de Filippenzen 2,6-11: ‘Hij die bestond in de gestalte van God heeft zich er niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn.’ Deze omkering is dubbel: van God naar mens en weer naar God. En er is nog meer goed nieuws: die weg ligt nu ook voor ons open.
De gewijde takken worden na de viering door de gelovigen mee naar huis genomen, waar ze doorgaans aan een kruisbeeld worden bevestigd om te bewaren tot Aswoensdag van het volgende jaar.